(Academisch) schrijven: een leerproces
Regelmatig vragen studenten ons of we ook trainingen geven in (academisch) schrijven. Die behoefte begrijpen wij, omdat we zien dat studenten worstelen met het omzetten van hun gedachten op papier (figuurlijk dan, want de laptop is tegenwoordig een onmisbaar instrument voor elke student die mee wil komen).
Schrijven is ten eerste iets wat je moet leren. Mijn dochter is op dit moment bezig met de letters ‘r’ en ‘e’. Elke week komen hier letters bij, totdat ze het hele alfabet onder de knie heeft. Ze zit in groep 3 en leert letters schrijven in plaats van tekenen. Lezen en voorgelezen worden dragen bij aan het leerproces. Hoe ouder een mens wordt, hoe meer teksten hij tot zich zal nemen.
Al naar gelang het opleidingsniveau toeneemt, neemt de schrijfkwaliteit toe. Tenminste, dat is de bedoeling. Sommige mensen zijn namelijk meer gericht op de bètavakken, waardoor hun taalontwikkeling afneemt of zelfs stil kan komen te staan. Om die reden is het begeleiden van bètascripties een dankbare taak. Ga er maar aan staan: je duikt jarenlang in elektrotechnische of chemische onderwerpen en dan moet je een afstudeerscriptie zien te schrijven.
Bij alfastudies zou je het tegenovergestelde verwachten: al die uren met je neus in de literatuur, projecten uitvoeren, stukken schrijven. Die scriptie is dan kat in het bakkie, toch? In de praktijk blijkt deze aanname echter niet te kloppen. Studenten hebben onvoldoende meegekregen welk gewicht aan taal moet worden gegeven. Zij schrijven graag ‘welke’ in plaats van ‘die’ als betrekkelijk voornaamwoord. Dat mag wel, maar het is nogal ouderwets en studenten denken dat hun tekst daardoor gewichtiger wordt. Ze krijgen het verschil tussen ‘jij wordt’ en ‘word jij’ niet onder de knie en het onderscheid tussen ‘omdat’ en ‘doordat’ is niet duidelijk. Argumenten voor een stelling worden dikwijls vergeten. Liever maken zij een soort uittreksel van de literatuur, waarbij het innemen van een standpunt en het uitpluizen van de daarbij behorende voor- en tegenargumenten een bevalling wordt.
Je kunt de schuld leggen bij het onderwijs. Er is geen of onvoldoende ruimte voor taalontwikkeling, docenten vinden het zelf niet nodig om goed te schrijven (uit eerste hand vernomen), of studenten verdelen de taken tijdens een project. Ben jij goed in onderzoek doen, dan laat je het aan de gewillige schrijver van het groepje over om de tekst te produceren.
Wanneer studenten aan het einde van hun opleiding zelfstandig een scriptie moeten schrijven, ontstaat paniek. Zonder de scriptie met een voldoende af te sluiten, kun je niet afstuderen. Tel daarbij op het uitstelgedrag en die vervloekte coronacrisis en je bent als begeleider al gauw uren zoet aan psychologische ondersteuning. Het zit in onze aard om deze steun eveneens te bieden, maar het zou om de inhoud moeten gaan.
Het schrijven van een scriptie is ook een leerproces. Alles wat je denkt te kunnen en weten, wordt opeens omgezet in een intens gebrek aan zelfvertrouwen. Vervolgens blijk je die scriptie niet te kunnen voltooien, of lukt het niet eens om ermee te starten. Ben je door de studie heen gevlogen, staat die scriptie een vervolg als professional keihard in de weg. Hé, wat krijgen we nou?
Dus tja, natuurlijk willen wij wel trainingen geven in (academisch) schrijven, maar waar begin je? We hebben te maken met een achterstand. We zien studenten die hun ego zien verschrompelen. We horen verhalen over studiebegeleiders die niet tot de kern van het probleem van hun student weten te komen.
Laten we eerst eens op school de liefde voor en het belang van taal en het geschreven woord onderschrijven. Als ouders, als leerkrachten en als beleidsmakers. Zolang kinderen niet van jongs af aan meegenomen worden in een van de mooiste geschenken die de mensheid zijn gegund, blijft het voor ons begeleiders dweilen met de kraan open.
Het is een schrale troost dat wij en jullie hier iets aan kunnen doen. Daardoor ontstaat ruimte voor inhoud. En daarmee kan het scriptieniveau omhoog. De scriptiefase, waarin de student zijn hersenen flink laat kraken, zou dan beter tot haar recht komen. Elke ouder wenst het beste voor zijn kind. En dat het zijn best doet. Alleen is dat soms niet genoeg. Want we zien studenten zó hard hun best doen. Daar ligt het dus niet aan.
Ik laat jullie achter met het volgende huiswerk (eens een docent, altijd een docent): laat je gedachten dwalen over wat we nu allen wensen van het onderwijs. Willen we na-apers, die klakkeloos de geleerde stof herproduceren, of is onze samenleving meer gebaat bij onderzoekende, kritische burgers, die hun gedachten op een voor een ieder begrijpelijke wijze en beargumenteerd kunnen verwoorden?
Caren en ik hopen door onze steun en kennis hieraan bij te dragen. Nu nog even een taal- en schrijftraining ontwikkelen. Gelukkig staat ons vak nooit stil.
Hartelijk dank voor uw reactie.
Marquis de Favras
www.mdf.red